Bel om direct een afspraak te maken

Behandelmethoden

Binnen de praktijk gebruiken wij de volgende behandelmethoden:

De basis van de orthomanuele geneeskunde werd in de zestiger jaren gelegd door de Amsterdamse huisarts mevrouw M.Sickesz. Na uitvoerig onderzoek bij haar eigen patiënten kwam zij erachter dat er standsafwijkingen kunnen bestaan van individuele wervels en gewrichten, maar ook dat deze afwijkingen in bepaalde vaste patronen voor kunnen komen. Een trauma in het verleden(val of ongeluk) of onverwachte forse overbelasting (zwaar vertillen) zou deze standsafwijkingen veroorzaken.

Genoemde standsafwijkingen kunnen leiden tot een dysbalans in het houding- en bewegingsapparaat. Naast pijnklachten van het bewegingsapparaat zelf kunnen deze afwijkingen indirect ook leiden tot bijvoorbeeld hoofdpijn, duizeligheid, maar ook tot bijvoorbeeld ademhalingsklachten of buikklachten. Ook binnen de manuele geneeskunde/therapie, osteopathie en chiropractie worden dergelijke relaties aangegeven.

M.Sickesz ontwikkelde vervolgens een unieke methode om deze standsafwijkingen te corrigeren.

Bij het onderzoek wordt allereerst de stand van het bekken beoordeeld. De zogenoemde bekkenverwringing is vaak de basis van een serie van wervelstandafwijkingen welke in bepaalde patronen blijken voor te komen. Daarnaast komen ook afzonderlijke wervelstandafwijkingen voor, of in speciale combinaties (bijvoorbeeld bij een zogenaamde torsiescoliose).

Na het vastleggen van de gevonden afwijkingen worden deze handmatig dan wel met behulp van hulpmiddelen (al of niet elektrische drevels) gecorrigeerd.

De eerste dagen na een behandeling kan enige napijn en/of vermoeidheid optreden. Ook de handgrepen op zich kunnen soms pijnlijk zijn. Deze napijn duurt over het algemeen niet meer dan drie dagen. Mocht dit voorkomen dan kan men tijdelijk een pijnstiller gebruiken.

Effect van de behandelingen mag pas verwacht worden als alle afwijkingen gecorrigeerd zijn en soms duurt het dan nog even voor alle klachten verdwenen zijn. Dat betekent dat gedurende de behandeling klachten tijdelijk kunnen toenemen, en ook dat andere klachten kunnen ontstaan. Dit is géén reden tot ongerustheid, maar bespreek het wél met uw behandelaar.

De manuele geneeskunde werd eveneens in de zestiger jaren door niemand minder dan Ir Frits Philips in ons land geïntroduceerd.

Evenals bij de orthomanuele geneeskunde wordt de manuele geneeskunde toegepast bij klachten die voorkomen uit het bewegingsapparaat. Anders dan bij de orthomanuele geneeskunde wordt er uitsluitend  gekeken naar de beweeglijkheid van de wervelkolom en de perifere gewrichten.

De behandeling bestaat uit mobilisaties (vaak met speciale technieken) en manipulaties. Een manipulatie is een snelle korte beweging om de beweeglijkheid van een gewricht te herstellen. Een manipulatie gaat vaak gepaard met een knappend geluid. In de volksmond wordt wel gesproken van “kraken”. Een manipulatie uitgevoerd door een ervaren arts is niet pijnlijk en de risico’s zijn nihil. Na de behandeling kunnen de klachten in eerste instantie nog aanhouden. Ook kan men last hebben van napijn. Dit is van tijdelijk aard en varieert van persoon tot persoon. Een pijnstiller kan vaak uitkomst bieden.

Een veel gehoorde vraag betreft het verschil tussen manuele therapie en manuele geneeskunde. Manuele geneeskunde wordt beoefend door artsen met een universitaire opleiding als basis voor de diagnostiek en behandeling. Deze diagnostiek beperkt zich dan ook niet tot alleen het bewegingsapparaat maar omvat vrijwel alle medische problematiek. Uiteraard is het therapeutische arsenaal van een manuele geneeskundige niet beperkt tot handgrepen alleen. Als arts kan hij/zij injecties toedienen, geneesmiddelen voorschrijven en onder meer radiologische diagnostiek laten verrichten.

Deze methode werd ontwikkeld door de Nieuw-Zeelandse fysiotherapeut Robin McKenzie en wordt wereldwijd toegepast. Deze methode maakt het onder andere mogelijk om diverse uitstralingsbeelden van elkaar te onderscheiden. Ook in preventief en houdingscorrigerend opzicht heeft deze methode goede mogelijkheden. Naast inzicht in de eigen klachten en de behandelingsmethode wordt een zeer grote inzet van de patiënt zelf gevraagd. Men gebruikt een individueel oefenschema met een zeer frequent en uitgebreid oefenprogramma. Deze oefeningen zijn beslist niet pijnloos en dienen nauwkeurig uitgevoerd te worden. Deze oefentherapie kan uiterst effectief zijn bij (pseudo)radiculaire uitstralingsbeelden eventueel in combinatie met NSAID’s. Ook hardnekkige aandoeningen van CWK en CTO met pseudoradiculaire uitstraling in één of beide armen berusten vaak op een combinatie van houdingsafwijking met een zogenaamd dysfunktiebeeld en reageren vaak goed op deze therapie. Maar nogmaals, niet zonder inzicht en grote betrokkenheid van de patiënt. Hier geldt nadrukkelijk: “No pain, no gain”, maar wel zonder te forceren.

De methode wordt in mijn praktijk vaak toegepast aansluitend aan (ortho)manuele behandeling bij persisterende (pseudo) radiculaire klachten of bij resterende bewegingsbeperking op basis van een dysfunktiebeeld.

De Marsman methode gaat uit van het bestaan van voorkeursbewegingspatronen in het lichaam. Voorbeeld: wanneer iemand gaat zitten en een been over het andere been legt dan zal de een altijd het linker been over rechts leggen, maar een ander juist omgekeerd. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het over elkaar slaan van de armen. Ook het draaien en buigen van onderdelen van het lichaam gaat vaak in één richting makkelijker dan in het andere. Verstoring van deze patronen kan aanleiding geven tot klachten. Bij onderzoek wordt eerst het lichaamseigen patroon van de voorkeursbewegingen vastgesteld. Daarna wordt onderzocht welke afwijkingen (beperkingen in en uit de voorkeursrichting) er zijn. Behandeling bestaat door op geleide van de ademhaling een verschuiving (zogenoemde shift) van een klein of groter segment te bewerkstelligen. Dat kan afhankelijk van de afwijking in een of meerdere richtingen nodig zijn. De methode is uiterst patiëntvriendelijk en meestal pijnloos. Ook oefeningen gebaseerd op deze methode hebben vaak een goed effect. Meestal is slechts één enkele oefening al afdoende om een verbetering van de beweeglijkheid te geven. Nauwkeurige instructie en consequent uitvoeren van de oefeningen zijn ook hier noodzakelijk voor een goed resultaat.

Ook deze methode wordt vaak aansluitend aan (ortho)manuele behandeling toegepast of indien bewegingsbeperkingen niet blijken te berusten op blokkeringen en/of standsafwijkingen. Daarnaast is de Marsman methode zeer geschikt voor zelfmobilisatie en houdingscorrectie. Indien noodzakelijk vindt verwijzing plaats naar een op dit gebied gespecialiseerde collega.

Vooral op het gebied van de sportgeneeskunde worden specifieke rekoefeningen en speciale spierversterkende oefeningen voorgeschreven. Maar ook bij andere bewegingsapparaat klachten, zoals bijvoorbeeld een tenniselleboog of schouderklachten, zijn deze rek- en (vaak excentrische-) spierversterkende oefeningen uiterst effectief. De oefentherapie kan ondersteund worden met diverse tape- en bandagetechnieken en zelfs elektrostimulatie.

Al deze oefeningen zijn een selectie bijeengebracht vanuit diverse systemen en inzichten welke hun waarde al vele jaren bewezen hebben. Bovendien worden de oefeningen regelmatig aangepast op basis van relevante literatuur en kennis verkregen via congressen en cursussen. Bij rugklachten gaat het vaak om verbeteren van de functie van de kleine stabiliserende rugspieren (“core stability”). Hiervoor wordt veelal verwezen naar gespecialiseerde fysiotherapeuten. Ook voor stabilisatie van bijvoorbeeld schouderblad en schouder wordt zowel oefentherapie voorgeschreven als verwezen naar gespecialiseerde fysio- en o.a. Cesartherapeuten.

Binnen de praktijk wordt altijd gezocht naar mogelijkheden voor de patiënt om zelf de blessure/aandoening te kunnen behandelen. In ieder geval wordt een actieve participatie in het behandelproces en de (sport)revalidatie verwacht.

Bij aandoeningen van peesscheden, gewrichten en peesaanhechtingen kan er een indicatie bestaan om een injectie te geven. In sommige gevallen is een injectie de enig mogelijke therapie. Bijvoorbeeld bij de zogenoemde Frozen Shoulder is adequate pijnbestrijding veelal uitsluitend mogelijk met intra-articulaire injectie van hoge doseringen corticosteroïden in het schoudergewricht. Bij peesschede ontstekingen kan vaak eerst een homeopathisch middel toegepast worden in combinatie met verdoving (lidocaïne). Vaak is echter een ontstekingsremmer (Corticosteroïden) noodzakelijk welke afhankelijk van de indicatie altijd sterk verdund wordt toegepast. Over het algemeen wordt pas overgegaan tot injectietherapie nadat stand en beweeglijkheid van het bewegingsapparaat optimaal is en ook de spierfunctie qua lengte en kracht redelijk op niveau is.

De praktijk is gespecialiseerd in deze injectietechnieken en vaak wordt door huisartsen verwezen om bepaalde injecties te geven. Uiteraard is uw behandelende arts niet alleen bevoegd, maar ook bekwaam om deze technieken toe te passen en worden de technieken regelmatig via bijscholing onderhouden.

Indien noodzakelijk worden medicijnen voorgeschreven. Veelal betreft dit pijnstillers welke, afhankelijk van de klachten in diverse vormen en sterktes voorgeschreven kunnen worden. Deze medicatie wordt meestal voorgeschreven in overleg met huisarts, apotheek en eventueel medisch specialist.